Toen wij hoorden dat de zwemmers van de mannelijke helft van ons nou niet bepaald de Olympische Conceptiespelen zouden winnen, stonden we voor een keuze. Het voordeel van iets te kiezen hebben is dat je dan nog een beetje het idee hebt dat je het heft in eigen hand hebt. Het nadeel is dat je, inderdaad, moet kiezen.
Wij kregen de optie om mee te doen aan een studie. Het is voor de medische wereld blijkbaar nog niet duidelijk wat beter is voor stellen in onze situatie*: meteen behandelen of de natuur zijn gang laten gaan. Als je meedoet wordt er geloot in welke groep je komt: de groep die behandeld wordt of de groep die zelf nog mag doorpezen. 50% kans. In onze situatie zouden we volgens ziekenhuisbeleid sowieso nog een half jaar moeten proberen. Dus deze studie zagen we dan maar als een kans eerder geholpen te kunnen worden.
Het is áán!
Maar ja. Als we ja zeggen en we worden ‘ingeloot’ (hoe vaker we het verhaal vertellen, hoe meer het gaat klinken als de loting van een studie geneeskunde waarbij het moet voelen als enorm privilège dat je mag deelnemen) dan is het natuurlijk ook wel echt meteen aan. Ziekenhuisafspraken, echo’s, hormonen: de hele rambam. Niet emotioneel, maar ook praktisch zou de boel op zijn kop komen te staan.
De studie zat als volgt in elkaar: IUI (insemineren met het ge-upgrade zaad van je vent). Eerst drie maanden zonder follikelstimulerend hormoon (dat is een hormoon waarvan je een soort kauwgomballenautomaat wordt, behalve dat je geen kilo’s kauwgomballen produceert, maar eitjes) maar wel met een spuit waarmee de eisprong wordt getimed zodat je eitje precies zijn vreugdesprongetje maakt op het moment dat je daar heerlijk met je benen in de stijgers hangt. Als het na de derde poging nog geen bingo zou zijn, dan halen ze de laatste drie keer alles uit de kast en krijg je beide hormoonsoorten.
Ik moest er toch over nadenken. Wilden we al wel meteen de hele molen in? Wilden we de natuur niet toch nog een kans geven? En hoever wilden we überhaupt gaan voor het krijgen van een kindje? Hoe zit het met de ethische bezwaren? Na wat denkwerk, brainstormen aan tafel en ook de ratio laten werken (ik ben ook geen 18 meer), hebben we toch besloten om het te doen. Ons getwijfel werd bestraft: we waren uitgeloot. Zes maanden doorfeesten. Doornaaien. Doorzagen. Door, dus. Zes maanden de kans om het toch nog helemaal zelf te doen. Nog zes maanden vol testjes, romantische ‘Ja schat, ik glijd nou ook niet bepaald van de bank maar vandaag is het D-day’ en vooral – want zo voelde ik het toch – nog minstens 6 maanden verwijderd van hulp.
Dus het zaakje van Tha Boyfriend kreeg wederom een peptalk, in de feestweek stond er een groot kruis door onze vrije avonden (Stappen en blijven slapen? Nee, die week kunnen we niet, maar de week erna..?) en Durex Play stond prominent op het nachtkastje en er werd weer een grootverpakking ovulatietesten ingeslagen. De blessuretijd ging in: de laatste kans op een eigenhandige overwinning. Aanvallen!
*Onze situatie is: zaad dat niet zo abominabel is dat er sowieso geen vruchtbaar land mee te bezeilen is, maar ook weer niet zo goed dat het vanzelf ook vast wel goed zou komen. En ja, dit zijn mijn eigen woorden en niet die van de dokter.
Eilijder
HSG. Dat is een afkorting voor een heel lang, eng woord dat betekent: we zetten even een hogedrukreiniger op je eileiders en spuiten er contrastvloeistof doorheen zodat we met Röntgen kunnen zien of ze mooi open zijn.
Superleuk. Ik kon niet wachten. En als ze op het ziekenhuis zeggen: je moet iemand meenemen, hoor. Want het kan heel vervelend zijn. En hier heb je een receptje voor pijnstillers. En gooi er ook maar flink wat Paracetamol doorheen, nou, dan weet je het wel. Dat gaat niet leuk worden.
Arme eilijder
En inderdaad. Dat was het ook niet. Ik was nerveuzer voor het onderzoek zelf dan voor de uitslag. Want ik ben vrij regelmatig ongesteld, detecteer altijd mijn eisprong en een half jaar geleden lagen mijn eileiders (en aangrenzende streken) er keurig bij. Mijn lover was mee, gelukkig. Hij heeft heel lief mijn handje vastgehouden. En daar was ik blij om, want, zoals vaker als ze me in het ziekenhuis pijn doen, ging ik bijna out. Door de pijn van de druk op mijn eileiders werd ik heel duizelig. Ik pufte wat, kneep wat en keek naar het scherm. Ik zag maar een wormpje licht worden. En ik wist, met al mijn biologische kennis (opgedaan door ‘hsg photo good positive’ te Googlen) dat dat er twee moesten zijn. De mevrouw die dus met die hogedrukspuit tussen mijn benen bezig was, gaf nog even een keertje gas, en toen liep de andere eileider ook vol. Nou ja, eileider, zeg maar gerust: eilijder. Auw!
Met de contrastvloeistof vloeide ook de pijn weg. Ik was de hele dag nog wat duizelig en misselijk, maar blij dat mijn eitjes-vluchtstrook goed begaanbaar was.
Dat is weer achter de rug. Next!
Ie juu wie?
Potverdorie, wat waren wij goed bezig geweest! Zes maanden lang, elke keer: bam! Spot on. We deden alles wat we moesten doen: testen, geen (of heul weinig) alcohol, vroeg naar bed. Alles. We zijn zelfs twee weken op een tropische vakantie geweest. (Want dan word je toch altijd ineens spontaan zwanger? Toch? Nee?). Alles ging van een leien conceptiedakje.
Behalve de laatste keer. Toen dacht mijn yoohaa waarschijnlijk: toedeledoki, je stikt er maar in. Toen had ik zomaar ineens eventjes een cyclus van 42 dagen. Ofzo. Ik geef mijn jetlag de schuld.
De studie, en dus voor ons het half jaar zelf proberen, was om. We kregen zelfs nog een bonuscyclusje omdat een evaluatiegesprek inplannen met de gynaecoloog blijkbaar met inachtneming van een termijn van vier weken dient te gebeuren. Maar toen ik ook die keer gewoon ongesteld werd, was het dan echt voorbij. Schluss. The end. Finito. We krijgen het zelf dus niet voor elkaar.
Toedels!
Het evaluatiegesprek, waar we dus vier weken op hebben moeten wachten, verliep ongeveer zo:
Dokter: Zo, daar zijn we dan weer.
Ik: Inderdaad.
Dokter: Dat we hier zitten betekent dat jullie niet op een natuurlijk manier zwanger zijn geraakt.
Ik: Dat klopt. Maar we hebben wel ons best gedaan. Heel vervelend. Heel naar. Haha. Blabla.
Dokter: (Doet een poging tot glimlachen). De volgende stap is nu IUI.
Ik: Ja, dat weten we.
Dokter: Dan kunnen jullie een afspraak maken voor een prikinstructie en daarna kunnen jullie beginnen. Toedels!
Dit is natuurlijk niet helemaal waar. De dokter zei helemaal geen toedels. natuurlijk. En hij zei ook wel wat meer. Hij is eigenlijk altijd heel vriendelijk en neemt de tijd om rustig de vragen te beantwoorden. Ik werd naar een ander kamertje gestuurd en een half uur later liep ik met een rood hoofd (want ik heb die arme zuster zowat over de tafel moeten trekken om de afspraken zo ingepland te krijgen dat ik niet nog een maand zou verliezen) en een bomvolle agenda vol gezellige ziekenhuisafspraken weer de deur uit.
Iejuuwie
IUI it is! Intra Uteriene inseminatie. Oftewel: inseminatie in de baarmoeder. Oftewel: bij de zwemmers van manlief wordt het kaf van het koren gescheiden (kaf =’halfies’ die alleen maar achter hun eigen staart aan zwemmen, als ze dat al doen. Koren: grote, sterke zwemkampioenen.) Intussen moet ik mezelf volspuiten met hormonen zodat ik meerdere eitjes aanmaak om de kansen te vergroten. Op het moment suprême (dat dan weer precies getimed wordt met een hormoonprik) spuiten ze het opgeklopte goedje bij mij erin, zodat ze niet al die lastige obstakels in de V-jay hoeven te overbruggen. Appeltje eitje, zou je zeggen.
Iui (uit te spreken als iejuuwie) & I for life! We hebben er zin in!
Roxanne Buisman – heeft 1 verhalen geschreven.